Een recept voor destructie, met dank aan de VS
By
Stevo Akkerman
January
8, 2013
Eigenlijk was het helemaal
niet mijn bedoeling ze te
lezen, de artikelen over
Donald Rumsfeld in The New York Review of Books. De man is verleden
tijd, en er zijn inmiddels dringender zaken dan de opkomst en ondergang van de architect van de Amerikaanse
invasie van Irak. Maar toch bezweek
ik weer voor
Rumsfelds onweerstaanbare arrogantie, voor zijn sardonische one-liners en voor zijn politieke
poëzie over 'the unknown unknowns, the things we
don't know we don't know'.
Er is een film
over hem gemaakt en hij heeft zijn memoires gepubliceerd (815 pagina's), waarin hij - zoals
te verwachten viel - geenzins op de knieën gaat voor
zijn zonden.
Terwijl hij toch, aldus Mark Danner in de
Review, verantwoordelijk is voor
een oorlog die Irak heeft veranderd
in een broedplaats voor djihadisten, ja zelfs het epicentrum
van een strijd tussen sjiieten en soennieten die de hele islamitische wereld omvat.
De
voormalige hoofdredacteur
van Al Jazeera zei onlangs iets soortgelijks
in een interview met Trouw:
de Amerikanen hebben in Irak een sektarisch
conflict wakker geroepen
met afschuwelijke gevolgen,
zonder dat dat nodig was. Uit 'absolute onwetendheid' verdeelden ze de samenleving langs etnisch-religieuze lijnen; een 'recept voor
destructie'.
Niet dat ik me illusies maak over de culturele tact van
de Amerikanen, maar het kostte mij enige
moeite dit te geloven. Zou
het onderlinge bloedvergieten
in Irak - deze week weer in de provincie Anbar, waar de zwarte Al Kaida-vlaggen openlijk worden gevoerd - werkelijk geheel op het conto van de yankees geschreven moeten worden? Was de strijd tussen soennieten
en sjiieten niet het resultaat van een schisma binnen de islam dat terugging
tot de zevende eeuw? Ze hadden toch
helemaal geen aanmoediging van de Amerikanen nodig om elkaar
de hersens in te slaan of de hals af te snijden?
Maar ik herinnerde me ook hoe destijds soortgelijke dingen werden gezegd
over de bewoners van Joegoslavië,
toen dat land op bloedige wijze uit elkaar viel.
Eeuwenoude vetes zouden de kop op hebben gestoken, voortkomend uit even onredelijke als onbeheersbare haat. Het was een
simplistische verklaring, vooral populair in Westerse landen die - niet gehinderd door veel zelfkennis - graag neerkeken op de primitieve Balkanvolken.
Natuurlijk bestond er oud zeer
tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Joegoslavië,
maar dat was niet de reden voor
het geweld; de reden was de
manipulatie door politieke leiders, Slobodan Milosevic voorop,
van hun eigen burgers. Door
angst te zaaien en van voormalige buren vijanden te maken
- waarbij historische stereotypen uiteraard zeer van pas kwamen - trachtten zij hun
eigen machtspositie zeker te stellen.
Iets dergelijks voltrekt zich nu ook in het Midden-Oosten, dat na de interventie
van Rumsfeld & Co nooit meer
tot rust is gekomen. Autocratische heersers spelen de sektarische kaart om hun
ondemocratisch bewind overeind te houden,
en als dat dreigt te mislukken,
doen ze er
een schepje bovenop en ontketenen ze een heuse
oorlog tegen hun tegenstanders - zie Assad in Syrië. Vanaf het moment dat de demonstraties tegen zijn regime serieuze omvang kregen, bestempelde hij de oppositie tot soennitische terroristen, tegen wie alle middelen
geoorloofd waren. Daarna kwamen de echte terroristen vanzelf.
Een dergelijk spel kan alleen
gespeeld worden waar serieuze verschillen
bestaan tussen mensen, religieus, etnisch of anderszins. Maar de verschillen zelf zijn niet
de oorzaak, ze kunnen er niets
aan doen dat ze misbruikt
worden door kwaadwillenden.