Naar de maan
maandag 20 juli 2009 door NRC Handelsblad
Jubilea zijn er
al genoeg, maar de eerste stap die astronaut Neil
Armstrong op 20 juli 1969 op de maan
zette, is de moeite van het
herdenken waard. Dezer dagen overweegt
de Amerikaanse president Obama of en hoe het space
shuttle-programma, dat volgend jaar wordt
beëindigd, moet worden voortgezet. Een hernieuwde bemande missie naar de maan is het doel van een door het ruimtevaartagentschap NASA voorgestelde
Constellation-programma, dat
dit mogelijk moet maken. Obama’s
voorganger Bush gaf daar vijf jaar
geleden de aanzet toe.
De huidige president is vooralsnog
minder enthousiast. Een
door hem ingestelde speciale
commissie brengt volgende maand advies uit.
Ruimtevaart kost veel
geld. In het internationale ruimtestation
ISS zal bijvoorbeeld
uiteindelijk 100 miljard
dollar (ruim 70 miljard
euro) zijn geïnvesteerd als het over een paar jaar voltooid
is. Het door president Kennedy in 1961 verordonneerde
Apollo-programma verpieterde
begin jaren zeventig snel, toen de eerste
stappen op de maan eenmaal waren gezet.
Het idee dat
de mensheid veertig jaar later andere planeten in het zonnestelsel zou bereizen, bleek
een fantasie. Dat zal het voorlopig
ook blijven: de complexiteit van bemande ruimtevaart is veel groter gebleken dan gedacht.
Waarom dan toch opnieuw naar de maan? Het hemellichaam leent zich voor veel
praktische en wetenschappelijke
doelen, van een telescoop op de donkere ‘achterzijde’ tot communicatiestations,
de oogst van op aarde zeldzame stoffen als helium-3 en dieper onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van het zonnestelsel.
Veel van die projecten
zijn ook zonder bemande ruimtevaart te realiseren. Toch is bemande ruimtevaart de moeite waard als doel op zichzelf. De maan kan dienen
als tussenstation voor het volgende grote doel, een
bemande vlucht naar Mars. Ook daarvan kan
het nut worden betwijfeld: Mars
is wetenschappelijk zeer interessant, maar waarom zou de mens
de planeet in eigen persoon moeten bezoeken? De kosten zijn astronomisch, de technische uitdaging is enorm.
Maar wellicht is de nutsvraag zelf hier niet relevant. Wetenschap gaat ook over het verwerven van kennis als
doel op zich. In een verre toekomst zal de mensheid de sprong naar de planeten, en misschien verder, wagen. De fundamenten voor die reis zullen
eens moeten worden gelegd, dus waarom niet
nu?
Er is een bijkomend
voordeel. De kosten zullen fenomenaal zijn, en onmogelijk te dragen
voor één land, of dat nu de huidige supermacht, de Verenigde Staten, is
of de machten in de multipolaire
wereld van morgen. Samenwerken is de enige manier om
zo’n groot project te realiseren. Dat is verre te verkiezen boven een gefragmenteerde
race. Europa zal dan bovendien een rol
kunnen spelen.
Maar bovenal gaat
het om de uitdaging zelf. Er is een flinke
dosis optimisme voor nodig om de sprong naar de ruimte te wagen, maar
het avontuur genereert op zijn beurt ook
het optimisme en het vooruitgangsgeloof
zelf. En dat kan de planeet
in deze tijden heel goed gebruiken.