Gebrek aan juridisch en historisch bewustzijn
De moeilijkste
beslissing voor president
Obama ging tot nu toe niet
over de toekomst, maar over
het verleden. Onlangs heeft hij dan
toch de geheime memo’s geopenbaard die in 2002 waren opgesteld over de verhoormethodes
in de ‘war on terror’. „Ondervragingen met nadrukkelijke technieken”, zoals een ambtenaar
op Justitie ze orwelliaans doopte, zijn nu passé. Maar Obama wil niet dat
de daders zich voor een rechter verantwoorden. „We moeten vooruitkijken”, zei hij. Maar dat
kan alleen door ook terug te
blikken. Met de folterpraktijk
heeft Amerika zichzelf immers te grabbel gegooid.
Het eiste in de strijd tegen het ‘kwaad’ een uitzonderingspositie op en
had lak aan het absolute verbod op folteren. De kern van
de rechtsstaat, die juist
de VS als shining city upon a hill willen beschermen, is zo ondermijnd.
Willens en weten zelfs. De martelmemo’s onthullen niet alleen een schrikbarend
gebrek aan juridisch bewustzijn, maar ook aan
historische kennis. Gevangenen wakker houden, ze aan plafonds en muren ophangen, ze in een kooi
opsluiten met een insect of
ze met ‘waterboarding’ onderwerpen aan schijnverdrinking: als de schrijftafelideoloog van ex-president Bush had rondgeneusd, was
hij de geschiedenis van dit obscurantisme op het spoor gekomen. In de Koreaanse Oorlog waren Amerikaanse
soldaten de dupe
van het soort praktijken
die hij in de memoranda van 2002 juridisch
moest afdekken. De regering-Eisenhower onderzocht dat en stelde twee dingen vast. Deze technieken zijn een vorm van marteling.
En ze zijn nutteloos. Ze produceren
juist onbetrouwbare informatie, omdat het slachtoffer zo murw is dat hij
alles wil toegeven.
Kenners van heksenprocessen, inquisitie of stalinistische schijnprocessen hadden Bush dat ook kunnen
vertellen. Dat de VS toch ontvankelijk waren voor een
bevelscultuur met totalitaire
trekjes, wordt geïllustreerd door het gemak waarmee de memo’s werden aanvaard. In het Congres stonden ze niet
echt ter discussie. En bij de toepassing ervan keken juristen en medici toe of alles
wel correct verliep. Zo gaven ze het folterwerk een legitimiteit die er volgens de Amerikaanse
rechtsstaat niet kón zijn. In retrospectief
lijkt Bush zich in 2002 met
voorbedachten rade aan het Internationaal Strafhof te hebben
onttrokken. Alsof hij op voorhand wilde vermijden dat er recht
over zijn onrecht zou kunnen worden
gesproken. Dankzij de openbaarheid kan er nu wel
een moreel oordeel worden geveld.
Toch wringt er
iets. De memo’s wijzen op misdrijven die na de Tweede Wereldoorlog met principiële vonnissen zijn bestraft, nota bene door Amerikaanse rechters. Door het ‘zand erover’ van Obama gaat dit machtsmisbruik, door niets minder dan de Staat, vrijuit.
Dat de president geen bijltjesdag wil, is verstandig. In een democratie moeten politici zonder vrees voor wraak
hun werk kunnen doen. Dat
geldt ook voor dienaren van de Staat. Maar wel
binnen de context van het recht.
De zaak is dus nog niet gesloten.
Wellicht is er in de city
upon the hill een rechter
die het uitgangspunt dat iedereen gelijk is voor de wet anders opvat dan Obama en vervolging van ‘waterboarders’ of hun opdrachtgevers niet uitsluit.
Ook in een strijd
waarbij één van de partijen, de terroristen, zich niet aan
de regels houdt, is folteren te allen
tijde verboden. Amerika hoort daarop geen uitzondering te zijn.