Politieke scouting

woensdag 9 januari 2008 door NRC Handelsblad

Voor de meeste kiezers in de Amerikaanse voorverkiezingen is het een voordeel dat geen van de kandidaten in beide partijen definitief is verslagen. Bij zowel Democraten als Republikeinen lieten de voorverkiezingen in New Hampshire een ander resultaat zien dan de stemvergaderingen in Iowa. Deze twee kleine deelstaatjes hebben zo geen beslissende rol kunnen spelen voor het hele land. Dat is maar goed ook. Dan valt er voor de meerderheid ook nog wat te kiezen.

Maar de kansen zijn gekeerd. De winnaars van Iowa, de Democraat Barack Obama en de Republikein Mike Huckabee, hebben gisteren slechts een tweede en derde plaats gehaald in New Hampshire. Bij de Republikeinen ligt na de overwinning van John McCain in New Hampshire de wedloop nog helemaal open. Na het smadelijke verlies in Iowa is Hillary Clinton er in New Hampshire weer bovenop gekomen. Obama blijft in de race, al zijn de open voorverkiezingen in New Hampshire belangrijker dan de grillige kieskringprocedure in Iowa.

Uiteindelijk zijn verscheidene Democratische en Republikeinse kandidaten nog interessant genoeg voor campagnefinanciers die op mogelijke winnaars gokken. Want de kandidatenselectie is een ordinair gevecht in een modderbak met de ingewikkelde regels van American football. Het zijn campagnefinanciers, adverteerders, allerlei media, adviseurs, vrijwilligers, lobbyisten die van de zijkant proberen om kandidaten onder te duwen of boven te trekken. De kandidaten op hun beurt proberen  een gunstig imago van zichzelf te creëren. Clinton wist zo lange tijd de kiezers van Obama weg te houden door zich als de onvermijdelijke kandidaat voor te doen.
Maar aan dat systeem zitten wel haken en ogen. Het is eigenlijk niet eerlijk dat door de volgorde van voorverkiezingen kleine groepen vroege kiezers veel invloed hebben op het selecteren van de kandidaten van de twee partijen. De vroegere oligarchie van de partijen heeft nu plaatsgemaakt voor de oligarchie van de vroeg stemmende deelstaten.

De deelstaten zijn daarom met elkaar in een haasje-over met verkiezingsdata verwikkeld geraakt. Het seizoen begint zo steeds vroeger. Op 5 februari aanstaande hebben de meeste Amerikaanse partijleden al kunnen stemmen. Deze verlenging van de verkiezingsperiode is nadelig, omdat er minder tijd overblijft voor het eigenlijke regeren. De vraag is dus of het huidige stelsel nog houdbaar is. Er zijn voorstellen om de voorverkiezingen volgende keer per regio te organiseren. Maar dan nog zal er een volgorde moeten worden aangehouden, zodat de kandidaten de kans hebben om het hele land te bereizen. Bovendien gaat het slechts om een voorselectie van kandidaten en die verloopt vrijwel nergens volstrekt eerlijk.
Het enige wat de Amerikanen na afloop weten is dat de kandidaat die met zijn organisatie de eerste modderveldslagen kan overleven, wel politiek talent heeft. Pas bij de presidentsverkiezingen stemmen alle kiezers tegelijk. Dan is de invloed meer gelijkmatig over de kiezers verdeeld. Daarin wijkt Amerika niet af van andere democratische landen.