'Poetin is een brute ploert, maar zijn
brief was briljant'
Thomas
von der Dunk*
De verbazingwekkende woede die de
brief van Vladimir Poetin teweeg
bracht, zegt vooral iets over het eenrichtingsverkeer dat Amerika gewend is, schrijft Thomas von der Dunk: 'wel steeds willen zenden, nooit willen
ontvangen'.
Er is groot nieuws in de marge: Jaap de Hoop Scheffer, bekend van zijn onderdanige visite aan Bush en nadien als secretaris-generaal van de NAVO wat uit
zicht geraakt, blijkt een verstandig
man geworden.
De
Hoop Scheffer in de NRC van 7 september
over mogelijke instemming
met de toen nog voorhanden lijkende Amerikaanse aanval op Assad: 'Je steunt een militaire
actie die niets oplost, die de politieke oplossing eerder verder weg dan
dichterbij brengt'. Had Jaap er zo
maar tien jaar geleden over gedacht, toen hij
blindelings achter Bush Irak inrende.
Jaap daarover nu:
'Ik ben toen in de kuil gevallen van gemanipuleerde informatie'. Dat overkomt hem dus niet nog
een keer - ook al is er een
belangrijk verschil tussen Irak toen
en Syrië nu: Obama zou met tegenzin ten strijde zijn getrokken, de kliek rond Bush deed het maar al te graag.
Joschka Fisher, indertijd niet door de Colin Powell-show overtuigd,
laat in zijn net verschenen memoires weten dat Washington 11 september toen had willen aangrijpen om met wel zestig landen
af te rekenen.
Preventieve diplomatie
Nog een verstandige uitspraak van De Hoop
Scheffer wil ik U niet onthouden:
'Ik vind dat met Rusland en Iran gepraat had moeten worden. We hebben een grote kans
voor preventieve diplomatie gemist. Met mijn vrienden hoef
ik niet te
praten. Ik moet mijn vijanden
overtuigen. Het lukt je nooit stabiliteit in Syrië te krijgen
zonder Iran en Rusland. Dus moet je met die landen blijven praten. Voor de Amerikanen is dit een brug te
ver'.
Nog iets bleek overigens dezer dagen voor
de Amerikanen een brug te ver
te zijn: een brief van de Russische
president waarin die zich richt tot het Amerikaanse volk in een Amerikaanse
krant. Niet, dat Poetin het omgekeerde zou faciliteren, maar Amerikanen vinden het in voor zichzelf wel
vanzelfsprekend: je mengen
in andermans binnenlandse politiek.
Gevoelige snaren
Het
Kremlin wist hiermee afgelopen week gevoelige snaren te raken.
Poetins brief richtte zich op Amerika, maar en passant gaf Poetins persat-taché ook de Britten een veeg uit de pan, na de jammerlijke afgang van Cameron in het Lagerhuis:
'een klein eiland waar niemand
naar luistert'. Ooit zou zo'n
sneer vermoedelijk met een
stiff upperlip schouderophalend
zijn genegeerd, maar nu was in Westminster de wereld
te klein.
Cameron:
'Ik daag iedereen uit om
een land aan te wijzen met een
trotsere geschiedenis, een groter hart en een grotere veerkracht'.
Hij roemde voorts het Britse vooroplopen in de strijd tegen het fascisme en de slavernij en 'de uitvinding van bijna alles wat
de moeite van het uitvinden
waard is, inclusief de meeste sporten'.
En,
o ja: 'we zijn geen eiland, maar
een verzameling eilanden' - voor ze zich straks
op Jersey of de Shetlands tekort gedaan
voelen. Dat zo'n pedante correctie
als weerwoord de zaak in feite nog
veel komischer maakt, drong kennelijk
niet tot hem door.
Brute
ploert
Niet minder dan de
Engelsen lieten de Amerikanen zich kennen. Poetin is een brute ploert, maar ik moet
toegeven dat zijn brief briljant was - vooral gezien de verbazingwekkende woede die hij teweeg bracht.
Dat zegt vooral iets over het eenrichtingsverkeer dat Amerika gewend is: wel steeds willen zenden, nooit willen
ontvangen. Buiten het Westen zullen velen
het epistel daarom met genoegen hebben gelezen: eindelijk een koekje van eigen deeg.
'Ik moest bijna
kotsen', aldus de voorzitter van de Senaatscommissie
voor Buitenlandse Zaken Menendez, die dus bij zulke koekjes
over een zwakke maag beschikt. 'Ik maak me zorgen
wanneer iemand die via de
KGB omhoog is geklommen ons gaat vertellen
wat in ons nationaal belang is'. Maar doet Amerika
al decennia bij anderen niet eender? Is alle - terechte - kritiek op Assad niét 'vertellen wat in zijn nationaal belang is'?
Niet gegoogeld
Poetin had zijn bijdrage aan de New York Times niet bijelkaar gegoogeld, zoals blijkens De Volkskrant van 30 augustus drukbezette predikanten wel eens voor de zondagse
preek doen, maar er duidelijk
over na gedacht.
Poetin: 'Wat we in Syrië zien is niet
een strijd om de democratie, maar een gewapend
conflict tussen regering en
oppositie in een multireligieus land. Er zijn weinig kampioenen
van de democratie in Syrië.
Maar er zijn
meer dan genoeg Al Qaidastrijders en allerlei extremisten die de regering bestrijden'. Geen speld tussen
te krijgen - ook al is democratie in eigen land niet Poetins grootste passie, en de groei van dat extremisme mede te danken
aan zijn eerdere weigering de gematigde oppositie te ondersteunen.
Poetin memoreert de puinhoopachtige uitkomst van de westerse interventies in
Afghanistan, Libië en Irak
- ook daarover geen onwaar woord.
Dan over de Amerikaanse interventiedrift:
als het non-interventie-beginsel van staten geen bescherming meer biedt, 'probeert
een toenemend aantal landen massavernietigingswapens
te krijgen. Dat is logisch: als je de bom hebt,
zal niemand je iets durven te
doen'. Als analyse volkomen correct.
Venijnige gifpijl
De
meest venijnige gifpil zat op het eind. Die betrof het Amerikaanse exceptionalisme, waarop ook Obama zich beroepen had: het Amerikaanse beleid is wat Amerika anders
en uitzonderlijk maakt. Poetin: 'Het is heel gevaarlijk mensen aan te
moedigen zichzelf als uitzonderlijk te zien'.
Daarmee heeft hij een kern van het Amerikaanse probleem te pakken: het feit dat Amerika
aan die uitzonderlijkheid aparte rechten ontleent - en niet snapt dat anderen
aan zijn onbaatzuchtigheid twijfelen, omdat Amerikaanse beginselen vaak als dekmantel voor
Amerikaanse belangen dienen.
Ik moet dan altijd denken
aan een anecdote over de conferentie van Jalta in 1945. Teneinde een nieuwe
wereldoorlog onmogelijk te maken, stelde
Roosevelt algehele ontwapening
voor - behoudens voor één land, want er moest natuurlijk
één neutrale scheidsrechter overblijven. U mag raden welk.
Helaas is de gezichtsuitdrukking
van Stalin en Churchill niet overgeleverd.
*Thomas
von der Dunk is cultuurhistoricus
en columnist voor Volkskrant.nl