'Lance Armstrong was een onwaarschijnlijk getalenteerde topatleet'

 

Bert Wagendorp

 

13/10/12

 

Het is verleidelijk en gemakkelijk doping als het ultieme bewijs van verdorvenheid te beschouwen en vanuit de luie televisiestoel de eigen morele superioriteit uit te venten. Dat schrijft columnist Bert Wagendorp.

 

Hij mag kiezen: meedoen of ophoepelen

 

Lance Armstrong heeft de Tour tussen 1999 en 2005 niet geheel volgens de regels gewonnen. Er bestonden al enige tijd twijfels, maar nu elf van zijn voormalige ploeggenoten onder ede uit de school hebben geklapt, mag worden aangenomen dat Armstrong inderdaad het dopingreglement aan zijn laars heeft gelapt.

 

De massale verontwaardiging die gisteren losbarstte nadat Usada het rapport-Armstrong had vrijgegeven was opmerkelijk. Zelfs de doorgaans toch blijmoedige tv-recensent van deze krant kreeg een woedekoliek en had het schuimbekkend over 'junks en criminelen die lopen te leuren met oude rijwielen', omgeven door corrupte sportjournalisten.

 

In de eerste plaats hebben we het hier over splinternieuwe rijwielen die al gauw tienduizend euro per stuk kosten. Ten tweede is Armstrong geen crimineel. Hij heeft een sportreglement overtreden en niet geheel volgens de geldende normen van sportiviteit en eerlijkheid gehandeld, maar dat is iets heel anders. Een junk kun je hem ook niet noemen - of je moet automatisch iedereen die wel eens een injectienaald gebruikt tot die groep patiënten rekenen. Voorts doet de gemiddelde sportjournalist net zo zijn best als de gemiddelde tv-recensent en is de gezondheid van de gemiddelde profcoureur een stuk beter dan die van beide beroepsgroepen.

 

Topatleet

Lance Armstrong was een onwaarschijnlijk getalenteerde topatleet, zowel in fysiek als psychisch opzicht. Je zou hem een ziekelijke neiging tot winnen kunnen aanwrijven, maar die karaktertrek kom je wel vaker tegen in de topsport.

 

Toen hij in 1992 zijn entree maakte in het profwielrennen was daar - en niet alleen in die sport overigens - juist de opmars van epo begonnen. Epo verhoogde de zuurstofopnamecapaciteit van het bloed drastisch en het was niet op te sporen. Het eerste was in elke duursport een geweldig pré, het tweede was helemaal mooi meegenomen.

 

De jaren negentig van de vorige eeuw en de eerste helft van het eerste decennium van deze waren de epojaren in de sport. Epo kwam goed van pas in het wielrennen, in de atletiek, bij schaatsen, zwemmen, langlaufen en voetbal.

 

Wie in die jaren op een fiets ging zitten met het doel grote wedstrijden te winnen, had weinig keus. Talent en trainingsijver volstonden niet, de hematocriet moest naar minstens 50 procent en liefst nog wat hoger. Uit die wetenschap trok Armstrong zijn conclusies en velen met hem.

 

Televisiestoel

Het is verleidelijk en gemakkelijk doping als het ultieme bewijs van verdorvenheid te beschouwen en vanuit de luie televisiestoel de eigen morele superioriteit uit te venten.

 

Als één ding opvalt in veel van de reacties, is het de neiging tot ernstige versimpeling. In het complexe krachtenveld van sponsors, ploegen, media en wedstrijdorganisatoren is de topsporter maar een klein pionnetje. Hij mag kiezen: meedoen op ophoepelen, voor hem tien anderen.

 

Waarom wekt de sporter die zich inlaat met middelen ter bevordering van de prestatie onze hysterie? Misschien omdat hij ons de valse illusie van eerlijke sport heeft ontnomen. Misschien omdat we de topsporter een voorbeeldfunctie toedichten - waarom hij zelf overigens nooit heeft gevraagd.

 

Lucifer

 

Maar vooral, denk ik, omdat het prettig is het kwaad weer even een naam te kunnen geven, nu Lucifer ons is ontvallen. Het kwaad in de gedaante van een simpele jongen die toevallig hard kon fietsen en ook nog een arrogante Amerikaan is.

 

De boosheid om de gecorrumpeerde, megalomane, vercommercialiseerde topsport, geconcentreerd op één persoon: hoeven we verder nergens meer over na te denken.