Europa kan niet
zonder de NSA
23/07/13
Zolang de Europese Unie zo afhankelijk
blijft van Amerikaanse inlichtingen als vandaag, zal Brussel
nooit helemaal baas zijn in eigen huis.
Dat meent Kristof Clerix, journalist bij MO*magazine. In september verschijnt bij uitgeverij Manteau zijn nieuwe boek
'Spionage. Doelwit: Brussel'.
andaag zitten experts
van de Europese Unie en de Verenigde Staten voor de tweede dag in Brussel samen om van mening
te wisselen over het Prism-spionageschandaal. Het werd tijd. De onthulling door klokkenluider Edward Snowden van de wereldwijde
inlichtingenoperatie zonder
voorgaande dateert van bijna zeven weken
geleden. Dat de privacy van
Europese burgers systematisch
op grote schaal wordt geschonden en zelfs de Europese instellingen een rechtstreeks spionagedoelwit zijn, noopte blijkbaar
niet tot haast. In plaats van de surveillance door de Amerikaanse
NSA snel, krachtig en met één stem te veroordelen, braken EU-vertegenwoordigers zich het hoofd over de vraag wie bevoegd
is om de dialoog met de VS aan te gaan.
Stom tijdverlies. Uiteindelijk is het een bont gezelschap dat de Amerikanen van Homeland
Security en Department of Justice het vuur aan de schenen moet leggen: vertegenwoordigers
van de Europese Raad (onder Litouws voorzitterschap),
de diplomatieke dienst van
Catherine Asthon, de Commissie,
EU-antiterreurtsaar Gilles de Kerchove,
een lid van de werkgroep rond dataprotectie en tien experts van Europese lidstaten - waaronder ook de voorzitter van de Belgische privacycommissie Willem
De Beuckelaere. Hun boodschap
aan de Amerikaanse spionnen: gelieve voortaan de Europese wetgeving te respecteren.
De NSA zal onder de indruk zijn.
Schijnvertoning
Insiders
die ik de afgelopen dagen sprak, zien
de tweedaagse ontmoeting als een schijnvertoning.
De Amerikanen écht tot de orde roepen? Yeah right. Zoals zo vaak
zijn de Europese lidstaten grandioos verdeeld over de gewenste reactie. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland - die zelf een indrukwekkende signal
intelligence-capaciteit hebben
- willen Washington niet voor het hoofd stoten. Hun eigen spionageactiviteiten in het buitenland
moesten maar eens uitlekken. Der Spiegel berichtte gisteren nog over de verregaande samenwerking tussen de NSA en Duitse inlichtingendiensten -geen geschenk voor
Angela Merkel in deze pre-electorale
tijden.
De
belangrijkste reden voor Europa's softe
reactie - de onderhandelingen
met Washington over een vrijhandelsakkoord
lopen gewoon voort - is dat we de NSA nodig hebben.
We kunnen niet zonder de inlichtingen van onze Atlantische bondgenoot, geven hooggeplaatste functionarissen uit de Europese inlichtingenwereld toe. "Alle
informatie in alle belangrijke veiligheidsdossiers,
van terrorisme tot nucleaire
proliferatie, komt van de Amerikanen", klinkt het achter de schermen. Een verbindingsofficier van een grote Amerikaanse
dienst die ik in Brussel ooit op café ontmoette, stelde het nog wat scherper:
"Wie denk je dat er voor
zorgt dat hier in België geen aanslagen gebeuren? Dat ben ik. Ik. Vergeet
dat niet."
Lijfeigene van de VS
De
geschiedenis herhaalt zich. De vraag of de Amerikaanse spionnen vrij spel krijgen
in het hart van Europa, keert
sinds de Koude Oorlog om de zoveel
jaar terug. Tijdens de Oost-West-tegenstelling hadden we de Amerikanen nodig om spionnen uit
het Oostblok te ontmaskeren. Medewerkers van de staatsveiligheid vertelden destijds anoniem in de pers hoe CIA-agenten in de jaren zeventig zomaar in de kantoren van de staatsveiligheid in- en uitliepen.
Albert Raes - die in 1977 aantrad
als administrateur-directeur-generaal
van de staatsveiligheid - riep
de Amerikanen tot de orde. Hij wees hen er
in diplomatieke bewoordingen
op dat zij zich dienden te
gedragen zoals alle andere bevriende
diensten. België mocht dan wel
een trouwe bondgenoot zijn, het was geen lijfeigene van de VS.
Na
de val van de Berlijnse Muur hetzelfde liedje. In 1996 pakte de Britse krant The Sunday Times uit met het nieuws dat Amerikaanse spionnen als hackers in de
computers van het Europees Parlement
en de Europese Commissie waren binnengedrongen om geheime informatie
te stelen. Twee jaar later riep het Europees Parlement een tijdelijke onderzoekscommissie in het leven
over Echelon, een wereldwijd
interceptiesysteem van communicatie
via satelliet. Luisteren/lezen mee: de NSA
& co. En het bleef schandalen
regenen. In 2006 onthulden Amerikaanse kranten het bestaan van het Terrorist Finance Tracking Program. Het Amerikaanse Treasury Department en de CIA hadden toegang gekregen tot de database van SWIFT, dat
vanuit Terhulpen nabij Brussel de communicatie tussen 10.000 financiële instellingen in 212 landen beveiligt. Nu zijn er de onthullingen
van Edward Snowden. En misschien moet
maar eens iemand uitzoeken welke concrete stappen Amerikaanse geheime diensten op 12 september 2001 in België hebben ondernomen,
niet alleen de CIA maar ook de 66th Military
Intelligence Brigade, het Air Force Office of Special Investigations (aFosI) en het Defense Intelligence Agency. Nooit van gehoord? Dat bedoel ik
net.
Zolang de Europese Unie zo afhankelijk
blijft van Amerikaanse inlichtingen als vandaag, zal Brussel
nooit helemaal baas zijn in eigen huis.
Dat vind ik geen gezonde
situatie. Mogelijk is meer Europese samenwerking
op intelligence-vlak een deel van de oplossing. Maar daarvoor ontbreekt
het anno 2013 aan visie en staatsmanschap. Gevolg?
Washington lacht in zijn vuistje. Net als Moskou en Peking.